Spreken is zilver, zwijgen is goud III

Ik durf het ‘niet-spreken’ steeds meer in m’n leven toe te passen en merk dat het me langzamerhand wat makkelijker af gaat. Ik hoef de stiltes niet te verdrijven, niet te reageren, geen mening te hebben, gewoon luisteren en gadeslaan is voldoende.

De dharma zou echter de dharma niet zijn, als het hier bij bleef en er geen onverwachte wendingen zouden plaats vinden. Als gevolg van beperkter spreken gebeuren er namelijk een aantal dingen in en met me, waarvan enkele prettige. Als ik mezelf toesta minder te spreken, vindt er een ontspanning in m’n lijf plaats. In die nieuwe, meer ontspannen, houding sta ik opener voor andere signalen, andere wijzes waarop mensen communiceren. Mijn indruk van het moment wordt daardoor vollediger. En die compleetheid maakt het vreemd genoeg weer eenvoudiger daadwerkelijk te horen wat een ander, sprekend of zwijgend, zegt.

Maar ik word ook geconfronteerd met andere aspecten van mezelf. Zo kan het zijn, dat ik een deel van de gesprekken amper meer de moeite waard vind als ik er geen actieve bijdrage meer aan lever. En dat is iets waar ik wel even van schrik. Want wat zegt dat over m’n drijfveer om wel aan een gesprek deel te nemen? Blijkbaar heeft die drijfveer niet zo veel te maken met m’n romantische illusie van zoeken naar verbondenheid en waarheid in onderling samenzijn, maar meer met het willen versterken van m’n eigen zelfbeeld, het willen behagen van derden of het vorm willen geven aan m’n positie in het aanwezige gezelschap.

Het kost me even moeite om het bovenstaande een plek te geven. Als ik echter na verloop van tijd accepteer dat het met grote regelmaat niet de onderwerpen zijn die me tot spreken aanzetten, maar het persoonlijke gewin dat er mogelijk direct of indirect uit voort komt, wordt het vervolgens weer makkelijker om me niet in de gesprekken te mengen en het niet-reageren te handhaven. Eén keer het proces in durven gaan en m’n ware intenties te durven erkennen, versterkt niet-reageren zich dus zelf.

En als de intentie tot spreken afneemt, het aantal onderwerpen die ik de moeite waard vind zich reduceren en communiceren zich steeds verder gaat ontwikkelen tot het gewoon kunnen genieten van iemands passie tijdens het vertellen, de zalvende of ontroerende werking van iemands stem, het gezamenlijk in stilte genieten van elkaars aanwezigheid of die zeldzame keer echt geraakt worden door het onderwerp dat zich aandient, lijkt de scheidslijn tussen vrienden, kennissen, familie en volslagen vreemden steeds dunner te worden.

Nu ik het spreken niet meer inzet als het ultieme middel om m’n positie in stand te houden, aardig gevonden te worden of m’n gelijk te halen, heb ik ook geen behoefte meer om mensen ‘binnen te halen’ of ‘buiten te sluiten’, die daar al dan niet een bijdrage aan kunnen leveren. Dat maakt het mogelijk om onbevangen en zonder dubbele agenda m’n spreken en zwijgen in te zetten, daar waar het me het meest van dienst is, het ontmoeten van het leven in al haar facetten. Op die manier wordt een samenzijn, in spreken of zwijgen met een onbekende in de supermarkt net zo enerverend als een onderonsje met een goede vriend of vriendin.