Landverwanten (thema Kunst aan Huis 2010)

Wellicht komt het doordat Prinsjesdag voor de deur staat, maar bij het horen van het thema voor de route van 2010, ‘Landverwanten’, begint de gekonfijte stem van onze koningin door m’n gehoorgangen te galmen. Ze lijkt een speciale troonrede voor deze gelegenheid te hebben samengesteld, openend met een waardig.... “Landgenoten”.
Ik kom er niet meer los van, ‘Landverwanten’, “Landgenoten”, ‘Landverwanten’... Door de link met “Landgenoten” blijf ik denken in termen als ‘grenzen’,’ veroveren’, een gevoel van samen suggererend, kunstmatig toegepast, maar een nog veel groter deel buitensluitend, afstotend, weinig verwants aan. Het maakt het moeilijk voor me om m’n gevoel een eenduidige richting te geven. De eerste lettergreep zorgt voor gevoelens van afzondering, de laatste twee voor verbinding.

De verdeeldheid houdt me in haar macht, tot ik mezelf toesta het woord ‘land’ plaats te laten maken voor ‘aarde’, zodat je ’Aarde Verwanten’ krijgt of ‘Aardse Verwanten’. Dat klinkt voor mij een stuk logischer en harmonieuzer. Langzaam verdwijnt Hare Majesteit naar de achtergrond en maakt de verdeeldheid plaats voor eensgezindheid. Aan de hand van deze nieuwe geestestoestand maakt het niet meer uit of ik m’n gedachtes over ‘Landverwanten’, ‘Aardeverwanten’ of simpelweg over ‘Verwanten’ of ‘Verwantschap’ laat gaan, allen roepen ze nu dezelfde energie op. De energie van me verbonden voelen, in contact staan, overeenkomsten zien, voelen en ervaren. Dit is het terrein waar ik me als een vis in het water voel, dit begrijp ik, dit is waar ik voor opsta.

De rode draad in m’n leven, en dus ook in m’n schilder- en schrijfwerk, is het onderzoeken van ontmoetingen met de wereld in en om me heen. Dat kunnen ontmoetingen, heel dichtbij, met mezelf zijn, m’n lijf, m’n geest, m’n gedachtes, m’n emoties, m’n fysieke gesteldheid enzovoort. Maar ook ontmoetingen met andere medemensen, andere wezens, objecten of, iets abstracter, bepaalde activiteiten, omgevingen, gebeurtenissen, elementen of energieën. Ontmoetingen die ik voor het gemak, en voor deze gelegenheid, op zou kunnen splitsen in momenten mét en momenten zónder de ervaring van verwantschap.

In onze maatschappij ligt al van jongs af aan de nadruk op het leren onszelf te kunnen en blijven onderscheiden van alles en iedereen om ons heen, in je eentje of als groep, in contact met de natuur of juist met de wetenschap. We worden constant aangemoedigd aanwezige derden, bepaalde situaties of bijzondere krachten uit te sluiten om onszelf of ons gedachtegoed te profileren.
Paradoxaal genoeg zetten we zelfs iets, dat in beginsel zo doordrenkt is van saamhorigheid en verbondenheid, als ‘verwantschap’ in, om dat onderscheid nog eens te versterken. We selecteren met onze rede welke ontmoetingen we wel of niet aan willen gaan en proberen dat vervolgens te bewerkstelligen door onze handelingen daarop aan te passen.

Mijn ervaring is echter dat verwantschap zich veel minder door ḿn denken laat leiden dan ik in eerste instantie voor ogen had. Ik kan me er bewust of onbewust voor open stellen, maar daar houdt mijn invloed eigenlijk ook wel op. De keuze lijkt dan niet te gaan over met wie of wat ik verwant wil zijn, maar meer een al dan niet instemmen met een bepaalde gemoedstoestand, een gemoedstoestand die gepaard gaat met vertrouwen en overgave.
Vervolgens kan verwantschap me dan overvallen, zachtjes binnen komen sluipen, in hetzelfde tempo weer vertrekken, maar ook volstrekt afwezig blijven en me in m’n hemd laten staan, ook al heeft de rede het nog zo mooi geregisseerd.

Door de jaren heen ben ik gaan houden van al die verwante en onverwante momenten. Beide laten ze me, direct of indirect, subtiel of ‘met de botte bijl’, in kleine of grotere fragmenten zien wie of wat ik werkelijk ben. En minstens zo verhelderend, ook vooral wie of wat niet!
Dat onderscheid maken tussen verwant en onverwant valt me trouwens niet altijd mee. Soms zie ik een duidelijk verschil, maar met regelmaat houd ik mezelf ook flink voor de gek. Dan denk ik dat er sprake is van verwantschap, wil ik het bijvoorbeeld graag, maar geeft ḿn lichaam iets heel anders aan. Het voelt zich dan uitgeput en verkrampt, lijkt meer te overleven dan te leven, zoekt voortdurend bevestiging, soms wordt het zelfs ziek. Terwijl ik werkelijk verwante momenten daarentegen ervaar als een gevoel van thuiskomen, herkenning, geborgenheid, ontspanning in lijf en geest. Ze voelen vanzelfsprekend, vrij en heilzaam.

Verwantschap en de daarmee gepaard gaande fysieke en emotionele toestand zijn daardoor een soort graadmeters voor me geworden. Ze geven aan hoe het met me gaat en of ik m’n energie steek in de juiste dingen. Niet de dingen waarvan ik denk dat ik ze moet doen, maar waarvan m’n lichaam en geest door hun hoedanigheid van vrijheid en ontspanning aangeven wat ik hoor te doen, met wie en in welk tempo, welk ritme.
Want eigenlijk wil mijn wezen diep binnenin niets liever dan zich de hele dag verwant voelen, of moet ik zeggen voelt het zich verwant, of beter nog ís het zelfs verwant aan alles in en om haar heen, altijd en overal. Het zijn simpelweg de barricades die ik zelf, bewust en onbewust, opwerp die me er van verwijderd houden. Barricades die hun oorsprong vinden in de geconditioneerde en maatschappelijk geaccepteerde illusie dat de wereld bestaat uit op zich zelf staande elementen. Zij nodigen me uit tot onnatuurlijk gedrag en zorgen daarmee voor ongemak, in mezelf en om me heen. En zolang die momenten aanwezig zijn, kan ik voor mezelf geen zinvollere tijdsbesteding bedenken dan het onderzoeken van die barricades om zo de momenten van verwantschap uit te breiden en steeds een beetje meer te kunnen leven in harmonie met dat diepste wezen.