Slakkengang II

Klik hier om te vergroten...

1,85 x 2,35 m (hxb)

Mijn obsessie voor slakken bereikte laatst een bijzonder punt. Het gebeurde op een ochtend.

We hebben een vijver in onze bedrijfstuin. De fontein van die vijver wordt op doordeweekse dagen s’ochtends aan gezet door de tuinman en in het weekend door mij. De schakelaar bevindt zich in de garage. Je opent eenvoudig de deur, schakelt de fontein aan en sluit weer de deur. De garagedeur had deze nacht echter op een kiertje gestaan en toen ik de deur wilde sluiten knarste er iets. Op zich niets nieuws. Vaak bevinden zich onder de deur wat schelpjes van onze schelpenpaden, waardoor het sluiten word bemoeilijkt en een extra zetje gewenst is. En als dat niet baat, wordt er meestal een blik op de grond geworpen om obstakels te signaleren en te verwijderen.

Op die bewuste ochtend volg ik ook deze procedure. Eerst het extra zetje met als resultaat opnieuw geknars. Daarna de speurtocht over de grond, niets te vinden. Vervolgens verplaatst mijn blik zich naar de deurpost en ziet een prachtig grote wijnslak met inmiddels een gebroken huis. De tranen vloeien over m’n wangen. Waarom heb ik m’n aandacht er niet meer bij gehad, waarom heb ik volledig op de automatische piloot gehandeld. Ik kan de slak daar niet zo laten zitten en besluit hem mee te nemen naar een plekje op een favoriete hosta. Doordat de vorm van het huisje nog intact is, met plaatselijk duidelijke openingen en scheuren, is er bij mij een stille hoop dat de slak het gaat overleven. Misschien beschikt dit kleine wezentje wel over een soort mysterieus systeem om dit soort schade te repareren of af te dichten met een soort vlies. Met mijn beperkte slakkenkennis kan ik slechts afwachten. In de tussentijd zorg ik dat de bladeren in de buurt van de slak goed nat blijven, want hij heeft erg veel vocht verloren. Opnieuw besef ik me dat ik niets van slakken weet. Drinken ze überhaupt of is hun huid de grote vochtopnemer?

In de loop van de avond zie ik dat het vocht en de rust de conditie van de slak goed doen. Er begint zich inderdaad iets van een vlies te vormen op de beschadigde plaatsen en de slak vertoont weer de nodige activiteit. Ik slaak een lichte zucht van verlichting.... hij gaat het redden.

De volgende ochtend ben ik al weer snel buiten. Een slakkenspoor trekt m’n aandacht en ziet een huisje waar geen vliesje meer op te bespeuren valt met daarin een redelijk droge slak. Het is duidelijk dat de beschadigingen te groot zijn om te herstellen en het onmogelijk maken het o zo belangrijke huisjesvocht binnen te houden. Ik zie nog maar één oplossing; het huisje repareren om verder vochtverlies tegen te gaan. Na een lange overpeinzing over de juiste materialen en technieken kies ik voor gaasverband gedrenkt in een soort leempap.
Voorzichtig pak ik de slak op, behandel z’n beschadigingen en zet hem weer terug op een waterrijk blad. Ik heb weinig hoop op herstel, omdat de indroging al zo vergevorderd lijkt, maar enkele uren later is er zowaar opnieuw flinke beweging waar te nemen van een goede vochtige slak. Weliswaar wat onwennig en van bladeren afrollend, door de extra uit balans brengende bagage, maar dat lijkt me een kwestie van wennen.

Ik hou hem in de gaten en constateer een tijdje later dat er nog een plek op z’n huisje is die ik over het hoofd heb gezien. Zodra ie zich omhoog beweegt sijpelt daar het vocht nog uit.
Opnieuw pak ik m’n slakkenhuis-reparatieset en terwijl ik een ultraklein stukje gaas afknip vraag ik me af wat ik eigenlijk aan het doen ben. Ben ik een slakkenhuis aan het herstellen of ben ik m’n eigen schuldgevoel aan het weg plamuren. Of is het misschien m’n angst voor de dood, het niet accepteren van de vergankelijke aard van het leven of het prefereren van leven boven dood. Met andere woorden is de slak werkelijk gebaat bij mijn inspanningen, of ben ik slechts m’n eigen angst of onwetendheid aan het restaureren.

Ik spreek met mezelf af dat dit de laatste inspanningen zijn die ik doe, beseffend dat bij elke wandeling naar de slak toe onder m’n voeten diverse wezentjes de dood vinden. Het enige verschil met de slak is dat ik vele van hen met het blote oog niet kan aanschouwen.

Niet lang daarna overlijdt de slak, ik pak z’n huisje op en geef het een plekje bij ons boeddhabeeld, zodat ik met regelmaat herinnert zal worden aan de les van de slak.